Leerbehoeften
Kenmerkend voor de meeste leerlingen in stream 3 en 4 is dat ze graag met hun handen bezig zijn en dat ze leren door doen. Daar zijn de lessen dan ook op ingericht. Niet alleen krijgen leerlingen in klas 1 en 2 negen of tien lesuren praktijk, bij de overige vakken wordt ook op een praktische manier lesgegeven. De gegeven opdrachten sluiten aan op de leefwereld van de leerlingen. Overigens zijn er ook leerlingen in stream 3 die niet graag met hun handen bezig zijn en beter zijn in leren via een lesboek. We komen tegemoet aan deze verschillende leerbehoeften van leerlingen door ze op verschillende momenten keuzes te laten maken tussen opdrachten en wijze van toetsing.
Weinig verschillende docenten
De leerlingen in stream 3 en 4 krijgen relatief weinig vakken en hebben daardoor ook weinig docenten. Een aantal leerlingen in stream 3 en 4 is gebaat bij niet te veel verschillende gezichten voor de klas. Dat wordt bereikt doordat sommige docenten meerdere vakken geven. De docenten die verantwoordelijk zijn voor stream 3 of 4 vormen op elke locatie een kleine maar hechte groep. De lijnen zijn kort en er wordt frequent overleg gevoerd over leerlingen.
Begeleiding
In stream 3 en 4 zit een aantal leerlingen die extra aandacht nodig hebben, zij worden begeleid op de gebieden waarop ze achterstanden hebben. De onderwijsassistentie heeft hierin een belangrijke taak.
Specialiseren
Aan het begin van klas 1 volgen leerlingen zowel lessen in de richting techniek als in de richting commercie & dienstverlening. Halverwege klas 1 maken ze een keuze voor een van deze richtingen. Omdat leerlingen nog jong zijn om te kunnen kiezen en voorkeuren ook kunnen veranderen volgen ze begin klas 2 opnieuw beide richtingen. In de loop van het jaar wordt dan opnieuw één richting gekozen. In de laatste periode van klas 2 specialiseren leerlingen zich in de richting waarin ze in klas 3 verder gaan.
Loopbaanoriëntatie
Omdat de leerlingen al in een vroeg stadium de keuze maken voor een richting, is het belangrijk dat ze hierop voorbereid zijn. Daarom heeft loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) een centrale plaats in de onderbouw. Leerlingen ontdekken onder begeleiding van de mentor en de vakdocenten waar hun talenten en voorkeuren liggen. Ze doen praktijkoriëntaties bij bedrijven of instellingen en ze onderzoeken welke afdeling in de bovenbouw het beste bij hen past. Ook vinden jaarlijks meerdere LOB-gesprekken plaats met de mentor.